Voor dat Henk naar bed gaat, loopt hij nog even achter de barak te wandelen. Een brandend stompje sigaret houdt hij voorzichtigheidshalve achter de palm van zijn hand. Daar voelt hij plotseling een hand op zijn schouder. Een uit de kluiten geschoten jongen staat voor hem, z’n lange, dunne benen steken een eind uit zijn veel te korte bovenbroek. ,,Mag ik even een trekkie, maat?” Henk herkent hem direct, het is één van het type dat altijd en overal opvalt. Als slachtoffer van hun onharmonische opvoeding zijn ze vaak tot last van zichzelf en hun omgeving. Ze weten altijd wat te kankeren en zijn de ongevraagde raadgevers bij moeilijke karweitjes. Wanneer Henk hem zwijgend de sigaret toereikt, komt er even een lichte glans in zijn ogen, doch zij is direct weer verdwenen. Met lange teugen haalt hij de rook in zijn longen, terwijl Henk toekijkt, zich afvragend wat de reden mag zijn waarvoor deze jongen gearresteerd is. Tien tegen één dat hij voor diefstal zit. Nu de jongen de rest van de sigaret wil terug geven en Henk antwoordt dat hij hem helemaal mag oproken, wordt hij vertrouwelijk. „Jij bent tenminste een goeie vent”, klinkt rijn lijzige stem. De meeste zijn schorem, als je om een trekkie vraagt, laten ze je liever verrekken. Ze maken het ernaar, dat je wat van ze steelt.” „Kom”, stelt Henk voor, „laten we even achter de barak gaan zitten, dan moet jij me toch eens vertellen waarom je zo’n slechte mening over je medemensen hebt.” Wanneer de sigaret opgerookt is en ze in het zand neergehurkt zitten, neemt de jongen het woord.
„Ze hoeven me niks meer te vertellen, de hele wereld is een dievenzooi! Als je eerlijk bent, lijdt je armoe.” „Waarom, er zijn toch genoeg eerlijke mensen?” „Best mogelijk, dat ze er zijn, maar dan hebben ze zeker geld genoeg of een vaste betrekking met een goed loon. Maar een arbeider is een stommeling, als hij eerlijk is. Kijk maar naar mijn vader, die heeft twintig jaar op een fabriek gewerkt. Toen hij met zijn hand tussen een drijfriem kwam, en niet meer kon werken, kreeg hij twaalf gulden in de week van de invaliditeitswet. Vreet daar nou maar es van. Ik kan het je wel proberen uit te leggen, maar als je zelf misschien altijd goed verdiend hebt, begrijp je toch niet, wat er in een arbeidersgezin te koop is. Toen ik
101