Roerde het Duitsche monster nog even zijn staart.
Onze kustgebieden werden geïnundeerd.
En alle bewoners daarvan geëvacueerd.
Duizenden gezinnen moesten uit hun huis
De invasie dreigde voor het motffengespuis.
Het huisraad kon men niet meer transporteeren,
Door het moedwillige late bevel van évacueëren ;
Want nu moest alles zoo snel in het wedt gaan
Dat men alle bezittingen moest laten staan.
De reden hiervoor was echter gauw gevonden
De inboedels gestolen en naar Duitschland gezonden.
De boeren, waarvan velen ook geëvacueerd
Werden nog zwaarder gedupeerd. ""
Hun landerijen, 'n oppervlakte van duizenden hectaren
Gingen verloren, voor vele jaren.
Doorstoken dijken,, de zee koos haar baan
En vernielde alles, wat in de weg dreigde te staan.
Onvruchtbaar en dor, eens de trotsch van ons land
Verwoeste haardsteden, de boerderijen in brand.
En alle gewassen die te velde stonden
Werden door het water verslonden.
De voedselpositie kwam in gevaar
Honger en ellende waren daar.
Maar wat kon het de moffen schelen
Als zij maar niet hierin behoefden te deelen.
Maar voor alle rampen, welke zij ons brachten
Worden ze gestraft door de Geallieerde machten.
En, zoo we allen willen hopen
Zal niet één zijn straf ontloopen.
Ik wil nu besluiten m?t een Koninklijk Woord.
Dat wij vaak door de radio hebben gehoord
Namelijk dat „Nederland herrijzen zal" ■—■
Hoe zwaar ook geschonden, hoe diep ook zijn val.
Als het na deze jarenlange duisternis weer licht
Dan kent iedere Nederlander zijn plicht.
We zetten onze schouders onder het opbouwwerk
En maken ons land weer hecht en sterk.
En is ons land na noeste arbeid van jaren, normaal
Dan kwam dat door onze geestkracht, zoo hard als staal.
En dan zeggen we met de spreuk op ons wapen, mee :
„Ik zal handhaven" ; „Je Maintiendrai" ! !
Februari—Maart 1944.
Helaas onze bevrijding heeft niet zoo snel mogen zijn, Want de geallieerde opmarsch werd gestuit aan de Rijn. Het ging zoo voorspoedig, na de doorbraak bij Avranches