7
DE GEVONDEN GEGEVENS
B. Attitudes
Op ons rust de plicht, den Heer van het heelal te loven, de grootheid te bezingen van den Schepper der wereld. Want niet heeft Hij ons gemaakt gelijk aan de volkeren der landen en niet heeft Hij ons doen zijn als de stammen der aarde1.
Hoe ziet de Amsterdamse Jood zijn eigen groep en zijn groepsgenoten? Hij heeft emotionele bindingen met de Joodse groep: een gevoel van trots voor de staat Israël, afschuw en angst voor het antisemitisme en een te rooskleurig beeld van het verleden van het Jodendom, speciaal van het Amsterdamse, respectievelijk Nederlandse. De hunkering van contact met de groep waar zijn voorouders zich geborgen wisten komt onder meer tot uiting in het intensief luisteren en kijken naar de Joodse programma’s op radio en televisie (bij voorkeur Joodse synagogale muziek in de uitspraak die men van vroeger gewend is) en het optreden van Israëlische gezelschappen (b.v. de uitspraak: „Om ballet geef ik niets, maar als er ballet uit Israël op de T.V. is ga ik altijd kijken”). Verder blijkt het uit de hoge score voor een prettige herinnering aan het Joodse onderwijs (waar men overigens maar weinig of niets van heeft opgestoken). Tevens uit de vraag over Joodse literatuur, die zich hoofdzakelijk concentreert op herinneringsboeken met Meyer Sluizers werken als meest-genoemde. Daarnaast staan bij de vraag naar het Joodse boek van keuze het vooroorlogse Jodendom en de nazivervolging als de meest
78
1
Een der hoofdgebeden der Joodse liturgie, in de Middeleeuwen vaak door Joodse martelaren gezongen.