komen overeen met de percentages van de Joodse bevolking die ons opgegeven zijn door de koshere leveranciers en de administratie van het n.i.w. Een en ander wijst op een zeer bevredigende representativiteit van onze steekproef.
Men kan de systematiek van dit onderzoek en daarmede de samenhang van een belangrijk deel van de vragen van deze questionnaire ook bezien vanuit een recente Nederlandse publicatie : „Uiterlijke Samenhang en Bindingskracht van de Organisatie”1. Het lijkt mij niet oninteressant om vast te stellen dat de omschrijving van de samenhang en bindingskracht zoals Lammers die ziet, in hoge mate toepasselijk is op de door ons behandelde groep en de in dit onderzoek gebruikte technieken. Dit is op zichzelf niet zo vreemd, omdat Lammers kennelijk bij de door hem besproken meso-sociale structuren vaak gedacht heeft aan Nederlandse kerkgenootschappen, zoals blijkt uit de voorbeelden die hij heeft behandeld. Lammers onderkent een uiterlijke en een innerlijke samenhang tussen de leden van een organisatie. Aan de uiterlijke samenhang onderscheidt Lammers de formele band, bestaande uit „bepaalde collectieve voorstellingen van een aantal mensen en groepen, die zichzelf beschouwen en door anderen beschouwd worden als behorend tot een bepaald organisatorisch verband” (Lammers, p. 11), en de mate van participatie in het leven van de organisatie, de daadwerkelijke samenhang (p. 10). Hier blijkt tevens hoe moeilijk het onderscheid tussen formele binding en innerlijke samenhang is ; mensen „die zichzelf beschouwen als behorend tot een organisatorisch verband” vertonen solidariteitsgevoelens, wij-gevoel, wat juist genoemd is als het kenmerk van innerlijke bindingskracht.
Een in ons verband essentiële opmerking maakt Lammers wanneer hij stelt dat bij een organisatie de spanwijdte van de formele samenhang doorgaans groter is dan die van de daadwerkelijke samenhang (p. 11); het verschil wordt gevormd door de papieren of nominale leden. Hieronder verstaat Lammers die mensen die zich bij volks-en andere tellingen en dergelijke wel opgeven als behorende bij een
49
1
Rede, uitgesproken bij de aanvaarding van het ambt van gewoon hoogleraar in de sociologie van de organisatie aan de Rijksuniversiteit te Leiden op Vrijdag, 9 October 1964 door Dr. C. J. Lammers. - van Gorcum, Assen.