in persoonlijke gesprekken dat hij nog geen practische mogelijkheden zag, deze abstracte term in een werkelijk onderzoek toe te> passen.
Verder was in Brussel ook aanwezig Mme Ch. Roland, „chargée de recherches au College de France”. Zij heeft in Bazel en enige Franse plaatsen enquêtes onder de Joodse bevolking uitgevoerd in opdracht van de in Parijs gevestigde Joodse organisatie „Communauté”, die ook een deel van het onderhavige onderzoek heeft bekostigd. Madame Roland definieert als doel van haar onderzoek te vinden: „Fidéé directrice des groupes juifs et la spécificité des conduites juives et par quels canaux de transmission cette identité juive s’est-elle con-servée”. Van haar vragenlijst in Bazel die ik heb mogen inzien heb ik, evenals van verschillende Amerikaanse questionnaires, enkele vragen overgenomen. De verschillen tussen haar vragenlijst en de mijne zijn gedeeltelijk bepaald door een onderscheid in de structuur der Nederlandse en Franse, respectievelijk Zwitserse Joodse gemeenschap (vragen over nationaliteit ouders, taal der ouders etc.), en verder door een andere nadruk op bepaalde aspecten van het onderwerp, maar bovenal door het verschil in methode.
Zowel in de vragenlijst als bij de steekproef van Mevrouw Roland wordt namelijk zeer weinig rekening gehouden met de mogelijkheden tot statistische verwerking; dit in scherpe tegenstelling met b.v. de studies in Riverton en Bayville. Haar steekproef verkrijgt zij door de ledenlijst der plaatselijke Joodse kerkgenootschappen, die aangevuld wordt met adressen welke de aangesloten Joden van hun niet aangesloten Joodse kennissen willen geven, verder weer met de adressen van de kennissen van die kennissen. Een zeer selectieve monstering dus, die Mevrouw Roland de „Sneeuwbal’’-methode noemt en waarbij men bij benadering niet weet welk deel van de niet actief religieus Joodse bevolking men heeft uitgesloten.
Verder bieden de vragenlijsten die ik van Mevrouw Roland ter inzage mocht ontvangen zeer weinig mogelijkheden tot verwerking van kwantitatieve gegevens. Dit gebrek aan kwantitatieve exactheid kenmerkt ook haar in 1962 uitgekomen onderzoek naar de Oost-Joodse immigranten die zich in de twintigste eeuw gevestigd hebben in de Parijse wijk Belleville: „Du Ghetto a TOccident”1. Het onder
32
1
Ch. Roland, „Du Ghetto a 1’Occident” Paris 1962.