Zowel interactie als ideële, instrumentele en sociale binding vertonen alle mogelijke schakeringen1. Het is in deze situatie waarin het merendeel van de Amsterdamse Joden zich bevindt en waarbij het Joodse cultuurpatroon slechts in betrekkelijke mate bepalend is voor het gedrag. Men zou deze positie kunnen aanduiden met de term refe-rentie-marginaliteit. We menen dat de problematiek die traditioneel als die van de marginale mens wordt beschouwd, in deze positie wordt uitgedrukt. Het begrip marginale mens is nog maar weinig genuanceerd, doch ik heb getracht iets bij te dragen tot een verdere uitbouw van dit begrip. Wanneer ik beweer dat er zo weinig literatuur over dit onderwerp bestaat, meen ik er goed aan te doen er nogmaals op te wijzen dat het centrale thema van mijn onderzoek niet de groepshaat is geweest (waarover nogal veel literatuur bestaat, dus over antisemitisme), noch andere aspecten van reacties op een minderheidsgroep en dat ik mij evenmin heb beziggehouden met sta-tusverschillen van raciale oorsprong, die vooral bij onderzoekingen betreffende Amerikaanse negers een rol hebben gespeeld. Het grote verschil tussen de Amerikaanse neger en de Jood in dat opzicht is toch dat de leiding van de Amerikaanse negers bijna zonder uitzondering, evenals de massa van hun volgelingen, niet de pretentie hebben een aparte Amerikaanse negercultuur te onderhouden2.
Al deze overwegingen hebben ertoe geleid om bij mijn theoretische beschouwingen uit te gaan van het begrip „marginale mens”. Deze term
I I
1
Wij gaan op het einde van hoofdstuk p. 49 e.v. nader in op de term ideële, instrumentele en sociale binding, die wij ontleend hebben aan Dr. C. J. Lammers’ „Uiterlijke Samenhang en Bindingskracht van de Organisatie”, Rede uitgesproken bij de aanvaarding van het ambt van gewoon hoogleraar in de sociologie van de organisatie aan de Rijksuniversiteit te Leiden op Vrijdag, 9 October 1964, - van Gorcum, Assen.
2
Zie b.v. G. W. Allport in „The Nature of Prejudice” Anchor Edition, New York 1954, p. 479: „Yet is true that at least one large group against which there is prejudice, the American Negro, can scarcely be said to have a distinctive culture, and the cultural pluralist in this case is not very clear regarding the most desirable outcome”. Zeer recent is echter in de Verenigde Staten een en ander gebeurd dat de attitude van de neger in dit opzicht wel eens sterk zou kunnen wijzigen. We denken aan het optreden van de „zwarte Moslims” en „zwart aan de macht”, die beide ijveren voor aparte neger-feestdagen en andere attributen van aparte culturele groep.