na te gaan en de krachten te bepalen, die deze levenswijze en attitudes beïnvloeden.
Op een meer theoretisch niveau zijn wij daarbij uitgegaan van het begrip „marginale mens”. Het lijkt ons juist om de keuze van dit begrip te verantwoorden. Zoals wij in hoofdstuk 3 nader zullen aantonen is tot nu toe bij sociaalwetenschappelijke onderzoekingen over de Jood in de moderne Westerse maatschappij praktisch alle aandacht gevallen op zijn verhouding tot de niet-Joodse meerderheid en in veel mindere mate op zijn contacten met de Joodse minderheidsgroep. Juist door de actualiteit van het antisemitisme kwam de betekenis van een Joodse groepsbinding en culturele traditie nogal in het gedrang: de antisemieten immers beschouwden de Joodse cultuur natuurlijk alleen maar negatief; sommige bestrijders van het antisemitisme echter wensten de Jood zozeer gelijk aan de anderen te maken, dat zij in hun enthousiasme hem het liefst het recht op een eigen verleden, heden en toekomst zouden willen ontnemen. Het is een probleem dat ligt op het terrein van de culturele pluraliteit. Men zou de Jood die actief deelneemt aan de Joodse tradities kunnen vergelijken met de Fries, afgezien van zijn geografische concentratie; naast een deelname aan de Nederlandse cultuur eist hij een eigen cultuurgebied. Meent men op analoge wijze dat er sprake is van b.v. een West-Europees cultuurpatroon, waarbinnen zich de verschillende nationale culturen verenigen, dan is hier eveneens sprake van een culturele pluraliteit, die men zegt op prijs te stellen en die men, ondanks voortgaande Europese integratie wil blijven handhaven. Binnen de verschillende landen treft men dan wederom een dergelijke culturele pluraliteit aan, waarvan de Joodse cultuur één van de samenstellende elementen is. Met de nadruk op de relativiteit van deze culturele verschillen zou men deze vorm van marginaliteit dus struc-tueel kunnen noemen. Dit is dus het geval bij de orthopraxe Joden, een kleine minderheid zoals later zal blijken.
Voor de minder traditioneel gebonden Joden ligt de situatie echter anders. Deze Joden vertonen wat betreft hun deelname aan Joodse organisaties een scala van mogelijkheden, variërend van actieve deelname tot volledige nonparticipatie. Hiermee gepaard gaat een verschuiving in de mate waarin de Joodse groep als referentiepunt fungeert: van vrijwel bepalend voor het gedrag tot vrijwel niet-bepalend.
10