2
UITGANGSPUNTEN EN HYPOTHESEN
Hier ein Stuhl, da ein Stuhl und wir immer dazwischen.
Kurt Tucholsky1
Tijdens de nazi-vervolging werd ruim 80 procent der Joodse bevolking van Amsterdam vermoord. De overgeblevenen hebben na 194^ de meeste vooroorlogse Joodse maatschappelijke instituten weer opgebouwd; van jeugdverenigingen tot tehuizen voor ouden van dagen.
De meeste politieke, kerkelijke en sociale organisaties functioneren weer. De voor de hand liggende vraag is in hoeverre de individuele Amsterdamse Jood nu een meer of minder specifiek Joods gedrag vertoont dan zijn groepsgenoot van een generatie terug. Hierover zijn tegengestelde hypothesen mogelijk. Dit blijkt onder meer uit een discussie die in de zomer van 1963 plaats had in het Nieuw Israëlietisch Weekblad (n.i.w.). In deze discussie voorspelden Gerstenveld en Mossel de spoedige ondergang van de Amsterdamse Joodse gemeenschap, mede veroorzaakt door de voortdurend verminderende kennis en belangstelling der huidige Amsterdamse Joden.
Anderzijds beweerde onder meer Eyl dat een uitdaging als de Jodenvervolging en haar gevolgen zoals die zich manifesteren in het huidige Amsterdam zeker tot een intensivering van het Joodse bewustzijn zou kunnen leiden en (volgens Kopuit) reeds geleid heeft, onder meer tot uiting komend in het, vergeleken met voor de oorlog, relatief verhoogde synagogebezoek.
8
1
uit „Zwischen Gestern und Morgen”, Eine Auswahl aus seinen Schriften und Gedichten. Hamburg, 19^2, p. 2$.