De betere streekverbindingen maakten de marskramer onnodig, de betere treinverbinding werkte ten voordele van de landelijke en ten nadele van de plaatselijke grossier. Ook de in de tweede helft van de 19e eeuw aangevangen dameskledingconfectie concentreerde zich in Amsterdam, alsmede het in die tijd opkomende grootwarenhuisbedrijf1.
Hieronder volgen enkele getallen ontleend aan „De Joden in Nederland na de tweede wereldoorlog”, een demografische analyse2.
Sephardim
Ashkenazim
1610
400
1674
2.500
£.000
1780
3.000
19.000
Dit zijn geschatte getallen. Men ziet hoe de Ashkenazim de Portugese Joden geheel in aantal overvleugelden, een proces dat zich sindsdien verder heeft voortgezet. Daar de twee groepen langzamerhand dezelfde economische structuur kregen, door het opkomen van rijkere families bij de Hoogduitsen en de proletarisering van de Sephardim, verdween het werkelijke onderscheid tussen beide groepen, die dan ook niet meer apart vermeld zullen worden.
Hier volgen nog enkele getallen van Joden in Amsterdam na 1800 volgens opgave van het Bureau van Statistiek der Gemeente Amsterdam in bovengenoemde demografische analyse:
1849 25.1^6 19°9 60.970
1879 40.318 1930 6^.£23
„Het Jonas Daniël Meijerplein” — Amsterdam 1961, p. 27. Zie ook Boekman „Demografie van de Joden in Nederland”, p. 34.
1 Men leze hiervoor: „Au bonheur des Dames” van Mevr. A. Wolff-Gerzon — Amsterdam 1949. Bijzonder interessant is het om in dit boek te zien hoe de Joden en de
Katholieken, twee minderheden dus die in Nederland omstreeks dezelfde tijd hun sociale emancipatie doormaakten, dezelfde kansen hebben benut om zich te werpen op de toen juist in een nieuwe fase komende textielhandel. Nu zijn dan ook in het in meerderheid protestantse Amsterdam de grote textielbedrijven bijna zonder uitzondering in Joodse en Katholieke handen.
2 Bureau van Statistiek der Gemeente Amsterdam - i960.
6