HET ROEPEN
Wanneer de dood weer om haar roept en er de stilte is die ver, als wolken, aan de hemel groept, nimmer doortinteld van een ster, kruipt zij haar langzaam slapen uit, gelijk een hol, en heft zich op, angstig omdat er geen geluid beantwoordt aan haar harteklop.
En even staat zij daar,
stiller dan het gesteente om haar heen,
en in een hopeloos gebaar
stort zij zich aan het dode steen.
9