TWEEDRACHT
Wie dieper leeft dan zijn zinnen vermogen en voor de open vuren van de nacht zich roekeloos staande te houden tracht met het geweld van nooit te blussen ogen, hem wordt de brand der verten en de brand van het zijn lichaam doorhamerend leven tot een tweeëenheid, in den vasten stand van hart en hemel met graniet geschreven, een vijandschap die ongewroken blijft, omdat zij overal van eigen wezen de woeste en verborgen drift moet lezen, door passieloze stilte ingelijfd.
Dan rukt het zinnenleger zich de banden van een verstikkend aardeleven af