ver boven de gelaten ronden
der sterren en het diepst gezicht
der uit hun pijn gerezen vromen;
daar daagt het opperste begrip:
dat alle ruimte saam moet stromen
in een onwezenlijke stip,
dat elk bewegen slechts kan vluchten
tot in zijn binnenste domein,
wil het de wereld niet meer duchten,
maar eeuwig en vernietigd zijn.
Dit is des harten laatst ervaren, het duizelt weerwaarts naar de grond en zal geen heugenis bewaren van wat het aan voleinding vond.
l9