LATE GANG
Lopende door het woud van dit
al stiller avondzijn,
vergeet men dat men niets bezit
dan droom en pijn,
en wordt een kind dat zich vertrouwd
den afgrond toe beweegt,
die dieper dan de ogen schouwt
en het bewustzijn leegt.
Het wordt zo donker dat de zon geen heugenis meer biedt, de laatste slagen die men won zijn eeuwen her geschied, en dadenloos begraaft zich geen, tenzij de nacht hem noodt, stiller te worden dan een steen en kouder dan de dood.
l5