Een koe leed aan een zware uier en vroeg haar meester om een kruier.
De meester ging met het geval naar het genootschap ”Wij staan pal”.
jtc
Daar bood een fikse vent zich aan om de gekwelde bij te staan.
Voortaan hielp hij met al zijn kracht de koe bij ’t torsen van haar vracht.
Bewoog de koe zich door de wei, de zware uierzak droeg hij.
Vlijde de koe zich op de grond, hij wachtte vroom tot zij weer stond.
Zijn niet te overtreffen zorg bleef voor het heil des uiers borg.
Totdat, op de gepaste tijd, de koe ter slachtbank werd geleid.
44