En bij het kenteren der eeuw, toen hier het jonge socialisme zijn gelaat boven de horizon verhief, een schier te tasten visioen, een dageraad van broederschap als nimmer openging, toen was het ghetto als een brandend bos: koortsen van heimwee en vertedering braken er in de Joodse harten los en snelden om de aarde; uit de dagen steeg zingen op dat meer dan zingen was: de stem der schepping zelf, de nooit verslagen geboortekreten van het mensenras, die plotseling begonnen aan te zwellen tot koren welker harmonie de mens te boven ging; er is voor deze felle bewogenheid geen aardse maat of grens, het lichtste licht is nog niet licht genoeg om hier de innigheid van te ontbloten, het was of honderduizend j aar te vroeg Gods hand de nevel van de tijd doorstootte en ruimten schiep waarin de mens verblind rondwankelde en voor zijn levensdaden geen richting vond; als een verloren kind poogde hij wegen in de dag te raden en vond alleen maar wankelen als hij, in eenzame verrukkingen ontstoken die snel verwilderden tot razernij of in een doodssnik werden afgebroken.
Wie had het prachtig Amsterdam gered, toen nevel op haar ogen was gedaald, had niet het driftig Jodendom haar met
21