Alfred voelde zich zo verlegen dat hij alleen maar iets kon stamelen dat voor velerlei uitleg vatbaar was. Hij kon onmogelijk aannemen dat de vrouw met haar idee Alfred geschikter voor de normale wereld wilde maken. Daar had hij niet de minste behoefte aan. Maar het stralende gezicht van de vrouw getuigde van zo’n intens geluksgevoel dat hij er niet tegenin kon gaan.
Vreesde zij al dat haar verrassing niet geheel in goede aarde zou vallen? ‘Je liep er zo armoedig bij’ - en je stonk, vulde hij in gedachten aan.
Het was nog klaarlichte dag. Ze wees hem op bad, zeep, borstels en andere spullen die een rechtgeaarde bader nodig heeft. Ze trok de gordijntjes van de kamer dicht om binnenkijken te voorkomen. Er bleef nog genoeg te zien. Nadat ze zich had teruggetrokken, kon Alfred vrij zijn gang gaan.
Baden behoorde niet tot Alfreds vaste gewoonten. Een bad overdag ging alles te buiten, ook als men kustbewoner was. Hij ging op een badkruk zitten en gaf zich over aan zijn gedachten. Goedheid was het, pure goedheid, wat die vrouw hem bewees. Daarbij schieten woorden tekort, zodat er van gedachten niets overblijft.
Alfred wilde de vrouw graag op zijn eigen manier helpen, maar hoe? De badkamer was boven. Er waren voortdurend mensen te horen die de trap op en neer gebruikten.
Hij had geen flauw idee meer van de tijd, toen de stem van de lieve vrouw des huizes tot hem doordrong: