half verrot en sterk ruikend naar teer, hout en allerlei geuren zonder naam - bijeen te slepen.
Hij wist dat er geen enkele kans bestond iets te maken dat langer duurde dan de eerstvolgende storm. Toch zette hij door, al was het maar omdat hij deze nutteloze onderneming als een spel beschouwde. Alfred voelde zich erdoor verjongd. Hij neuriede wijsjes uit zijn eerste schooljaren.
Inmiddels zorgde Alfred ervoor dat er niet ordeloos maar wat werd neergekwakt, maar dat er een omwalling onstond die de veiligheid van het onderkomen zou verhogen. Geholpen door een paar jongens uit het dorp maakte hij iets dat, overbodig of niet, de bouwers in ieder geval vele zweetdruppels kostte.
Alfred voelde zich gelukkig. Achter de zojuist ontstane wal kon hij wegduiken, hij kon zich ook hoog oprichten en zo zijn blik over de wereld laten gaan.
Het was laat geworden. Boven de zee hing mist. Getoeter van misthoorns, korte jammerklachten, verbraken de stilte.
Alfred liep in de richting van het drop, maar keerde al na een paar minuten om. Het strand kromp in, de mist werd dichter. Hij ging erin verloren.
— 20 —