1LJ
JL JLlJ HAD GEGETEN, LAAT in de avond, want hij had nagedacht en was de tijd vergeten. De caféhouders maakten geen bezwaar. Hij was er zeker van dat hij uren kon blijven zitten zonder te worden onderbroken. Hij vond het hoogst merkwaardig, maar zei er niets van, alsof het een geheim gold waarover nooit gesproken mocht worden.
Er was een nieuw voorjaar begonnen. Alfred had het al gauw in de gaten. Doorgaans gunde hij zich de tijd niet om zich met natuurverschijnselen in te laten. Behalve dan het lege gebral van de zee, een eeuwig durende hoestbiü. Maar dat was iets van vóór en ook van na de schepping.
Dat hij ditmaal de nieuwe lente zo snel opmerkte, kwam door twee vogeltjes, een ijverig paartje. Het nestelde zich in Alfreds naar alle kanten verzakkende slaapplaats, een dunnende wolk vol deuken en scheuren.
Hij had onlangs zijn wandelstok teruggevonden en dacht zo meer vastheid te hebben verkregen. Zijn hele
— 18 —