al een beeld dat zo rustgevend was als maar kon. Het was heerlijk daarbij aan hard werken te denken, aan een gesloten groep mensen die maar één devies kenden: arbeid. Ze naderden, sterk, licht gekromd, geen enkelingen maar legers, die groeiden en bleven groeien, tot in het oneindige. Zij gehoorzaamden, zij werden gehoorzaamd.
Hij sliep. De heerschappij van de droom begon. Grote, vreemd gevormde bloemen schoten voor hem op. Hij zag vertrouwde en toch onbekende gezichten.
‘Alfred!’ riep een stem, maar hij liet zich niet afleiden.
Tien keer, honderd keer hoorde hij zijn naam roepen. Allengs werd het geluid zwakker en stierf weg. Er liep een zacht geritsel door de nacht.
Met een resoluut gebaar schudde hij de wereld van zich af. Zijn verstijfde ledematen bewogen onwillig. Tastend vond hij zijn slaapplaats terug. De dingen volgden weer hun normale loop.