A
«JL JL FGEZIEN van een kor-te zomerperiode was het strand een verlaten gebied. Alleen wanneer het gerucht ging dat er iets van waarde voor het oprapen lag, kwamen de kustbewoners in beweging. Met lege handen gingen ze terug naar huis, zich verwensend omdat ze zich weer eens hadden laten beetnemen.
Voor Alfred was er van winst of verlies geen sprake. Het enige dat hem hinderde was de gedachte dat jutters in zijn behuizing konden doordringen.
Het was lichte maan, hij kon in alle rust aan het werk gaan: een extra omwalling rondom zijn huis opwerpen. De maan lichtte hem al gauw slechts bij vlagen bij. Het duurde niet lang of Alfred werkte meer in donker dan met licht. Af en toe viel hij bijna in slaap om daarna weer klaar wakker te worden. Dat ergerde hem. Hij bedacht dat het mogelijk moest zijn, werkvolk te vinden. Zwart werk, daar had hij van gehoord, al wist hij er het fijne niet van.
Hij ging naar buiten, waar de zee bijna fluisterend