1_r
JL JL*\ SLIEP EEN NACHT onrustig, achtervolgd door de vraag, waarom hem die gastvrijheid te beurt viel. Hij kon betalen, niet veel en niet lang, maar genoeg om het een poosje uit te houden. Wat daarna kwam, interesseerde hem niet. Het kwam misschien nooit en dan zou hij zich overbodige zorgen hebben gemaakt. Van geld hadden ze trouwens niet gerept, net zo min als ze zijn adres hadden gevraagd. Hij was ontvangen en onthaald als de verloren zoon.
Hij ging naar de zeekant en bleef bijna roerloos staren totdat hij niet meer wist waarom hij daar stond. Een troep strandvogels vloog schreeuwend op.
Alfred kreeg een gedachte die misschien de moeite van het onthouden waard was. Hij krabbelde iets op een papiertje, zoals hij reeds met honderden stukjes papier had gedaan. Een boodschap aan de wereld, die er echter geen kennis van zou nemen, want Alfred liet het papiertje rustig wegfladderen. Al schrijvend kreeg hij nog een gedachte en schreef die ook op, maar stopte
— 11 —