Ondanks deze gastvrijheid voelde Alfred zich niet behaaglijk. Hij keek om zich heen, naar het oude meubilair, de verbleekte foto’s, en alle grote en kleine spullen waarmee mensen leefden.
Hij stond op, hij moest verder, al wachtte er niets of niemand op hem. Hij drentelde wat onzeker in het rond en bedacht telkens een nieuw voorwendsel om weg te komen, gluurde naar de tussendeur in de hoop dat er klanten kwamen en slaagde er eindelijk in afscheid te nemen nadat hij beloofd had hier dagelijks te komen eten.
— 10 —