Dan voelde hij zijn lusten aangezweept, zijn armen stonden in het ruim gestreept als zonnebalken, en hij wreef zijn huid tegen de flonkerende hemelruit.
Hij schaterde, hij zag den oceaan
schuimwolken aan het land te pletter slaan.
Hij sloeg zijn handen opwaarts naar de nok
van het heelal en slingerde en trok
zich hooger op en schoot dan als een pijl
voorover in de diepte, in het zeil
der luchten, dat hem eeuwenlang bleef wiegen.
Hij zag het wentelrad der jaren vliegen
en wist verrukt hoe alle ding ontsproot
en zich begeerig aan het leven bood.
Daar was geen duisternis en geen tragiek, die niet vergingen in de lichtmuziek, de vreugde heerschte waar de tijd bewoog.
En weder vond hij in het menschenoog de tinteling terug van eigen lust, want dat alleen stond open in bewust ervaren, en het lachen van den mensch verwekte beving in het fundament der wereld, alles brandde in dien lach dieper en klaarder, en het streng gezag der levenswetten scheen daarin doorbroken. Nooit had hij hen zoo lief, met uitgestoken
76