voer hem de macht van hun doorgronden aan. Dicht bij een zwarte berggrot bleef hij staan. Het waren mannen, als een vlammend zwaard verhieven zij de toorts. Hun borst, behaard, blonk als een gouden sluier in het licht.
Hun oogen schenen op een beeld gericht achter de blinde wanden van den nacht, zij staarden strak, terwijl hun voeten zacht voortschoven naar den ingang der spelonk, waarover als een roode nevel zonk het fakkelvuur, de vlammen sloegen uit tegen de rotsmuur, waar met traag geluid droppelde water door een zwarte voeg.
De mannen trokken in, de voorste droeg zijn licht als een gebieder door het hol, dat liep van voetgeklop en vlammen vol.
Er woeien schaduwbeelden langs de wanden, die in het schijnsel koperkleurig brandden; daarboven schemerde hun vlak van steen weer naar een ongenaakbaar duister heen.
En een der mannen, die zijn bronzen kop eenzaam omhooghield, deed het voetgeklop verstommen op een teeken van zijn hand, die stond daar even in het licht geplant
73