Zij zingt zich door het ruischen van den tijd de stilte binnen van de eeuwigheid.
De eeuwen lagen als een lichtend pad voor zijn gestalte die de macht bezat om naar de ruimte in een grootsche vlucht omhoog te storten. Maar aan het gerucht van de seizoenen, aan het wisselspel van eb en vloed ontkwam hij niet, hoe fel de vlam der tijdeloosheid in hem brandde.
Zij deed hem zwerven langs de wereldranden en luisteren naar wat zich in den tijd verwerkelijken moest en opgeschreid kwam naar het bliksemwitte hoogtepunt, waar zingen tot een fluistering verdunt, waar het begrensde uit zijn banden breekt en sprakeloos het woord van stilte spreekt.
De generaties kwamen opgegaan over het pad der eeuwen, karavaan die door de stuwing der seizoenen toog, een tintenwisseling die in hun oog hartstochten deed ontgloeien en de kreet van hun bewogenheid verklinken deed.
Soms, met een zeer behoedzaam handgebaar, dat gleed verloren door tienduizend jaar,
69