hoe hij terneerlag, dat er niemand was dan hij alleen, in dien geheimen plas van licht. Hij dronk de klaarte van die stem, gelijk een ademtocht doorvoer zij hem, en het was bijna of hij zelve sprak, toen weer dat donker klinken openbrak:
„Aanzie de macht die u gegeven is!
Het brandende geheim van leven is voor eens geopend in uw hand gelegd.
Hoor wat de stem der eeuwigheid u zegt.
De nacht is als een schaduw van uw romp, gij sleept de aarde achter u, een klomp van leven, dien gij nimmer zult ontijlen.
Niet dan een ademteug kunt gij verwijlen tusschen den loeienden planetendrom en vlammen drinken uit de hemelkom.
Uw oogen, in den rooden sterrendamp gedompeld, branden als een bleeke lamp en worden doodgebeten door den gloed van het in oceanen golvend bloed der hemellichamen. Gij voelt voortaan die golfbeweging door uw lichaam slaan, en nimmer meer zijt gij een droomend kind alleen in het gebloei van zon en wind.
Maar met een goddelijken weemoed zal — zoo treurt een Schepper slechts om zijn heelal —
38