Een verre toren sloeg het middaguur, over de bosschen dreef door het azuur de klokkenklank nabij en deed een baan van lang vervagende muziek ontstaan.
En ergens brak zich door het takgeknap een mensch zijn weg; men hoorde zijn gestap dof op den mosgrond, en daarachter meer mannen die liepen. Langs een schuinte neer daalden zij naar het pad; een enkel woord dreef tusschen hen, een donker basaccoord. Dan, met een korten tinkel aan hun bel, fietsten zij weg, de wielen rolden snel en suizend langs den hoogen akkerrand, het nikkel vlamde in den zonnebrand.
Terwijl de moeder in de keuken stond, een golf van geuren dreef de woning rond en riep de huivering van weelde wakker, die hem bestroomd had, gaande door den akker, klom hij naar zijn smal slaapvertrek omhoog.
De laddersport onder zijn voeten boog en kraakte. Hij was zwaar van lichaamsbouw geworden, over weinig maanden zou hij sterk als de volwassen mannen zijn, die breedgeschouderd in den zonneschijn
15