Ten einde raad nam hij een laken en bracht dit telkens naar zijn kaken, zodat men hem de hele dag zag seinen met een witte vlag.
Men zal ’t de olifant vergeven, dat hij nog nimmer in zijn leven zoiets aanschouwde en dat zijn blik daarop bleef rusten vol van schrik.
Wat moest dat daar in de woestijn? Mocht hij hier niet meer koning zijn? Hij luchtte eensklaps zijn verzet in een luidruchtig getrompet.
Dat deed op slag van alle kanten een menigte van olifanten toeschieten. Oud en jong dooreen stond luid trompettend om hem heen.
„Op! op!” zo riep de olifant van duizend kilo. „Deze schand’ moet ijlings onze landen uit!
Geen lap katoen voor onze snuit!”
Meteen zag men zijn heel gewicht voortsuizen als een bliksemschicht.
Zijn zwaarte woog hem als een veer, nu men hem raakte in zijn eer.
En achter 5t noodsein van zijn staart — die zwaaide naamlijk onvervaard — joeg gans het olifantenvolk gelijk een grijze donderwolk.
5