Het lied van de olifant

Titel
Het lied van de olifant

Jaar
1958

Overig
poezie

Pagina's
33



Maar hoe het zij: gelijk een kist dreef hij in 5t water, toen door mist en wolken onze onvervaarde held Hollands blonde kust ontwaarde.

Van aandoening snoot hij zijn neus, maar — o, wat wonder! — er kwam heus geen drup meer uit: door al 5t beleven had zijn verkoudheid hem begeven.

Gewaarschuwd door de witte lap, waarmee hij zwaaide, had men rap begrepen dat daar in het vocht een drenkeling een haven zocht.

De hele duinenrij stond vol met mensen, starende naar 5t bol gevaarte van de olifant te midden van de golvenbrand.

Hoe vlijtig men ook stond te turen, er dreigde ruzie tussen buren, onenig wat voor dier het was, dat aan kwam drijven op de plas.

De een sprak van een grote vis, de ander van een hagedis van een voorwereldlijk formaat, zoals hij m de boeken staat.

Een derde — moet men ’t niet beklagen? — vertrouwde wat zijn ogen zagen.

Die domoor noemde heel parmant het grote dier een olifant.

l3

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.