Het lied van de olifant

Titel
Het lied van de olifant

Jaar
1958

Overig
poezie

Pagina's
33



Maar wie daardoor ook werd gekweld, niet onze snipverkouden held, die altijd nog de lucht doorvloog met zand in mond en neus en oog.

Hij dacht: „Er kan mij niets gebeuren, zolang ik mij maar mee laat sleuren.

Al is een dikhuid nog zo’n piet, voortdurend draven kan hij niet!”

’t Was nauwelijks door hem bedacht, of een geluid trof hem, eerst zacht en daarna luider; een gedruis als viel een halve stad in gruis.

De held begreep maar al te ras wat d5 oorzaak van dit druisen was, daar plots de dikhuid vastberaan een duik nam in de oceaan.

De oceaan was heel wat mans, maar hij zag werkelijk geen kans om welgemoed en onverschrokken die duizend kilo op te slokken.

Hij deed wat zeeën altijd doen, als men hen brengt uit hun fatsoen: hij steeg en steeg; een watervloed golfde de landen tegemoet.

Heel Afrika kreeg plots een bad, zelfs de woestijnen werden nat.

Zo’n wonder was nog nooit geschied, de knapste kop begreep het niet.

II

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.