die sinds tientallen jaren in deze omgeving waren gedomicilieerd. Hun zakeninstinct en de ervaring hadden hen geleerd, dat de Vloedstraat de beste stand wijd in den omtrek was en ook van hun zijde mocht men dus geen aesthetische beschouwingen, die tegen het karakter van deze buurt toornden, verwachten.
Een meisje als Toosje Alberts had van dergelijke dingen ook geen notie. Zij leed niet aan abnormaliteiten. Zij was speelsch, luchthartig, schrander en volkomen thuis in haar omgeving. Van de liefde had zij nog geen last gehad. Een enkele kalver-vnjage met een knaapje van school, sinds haar ateliertijd een heusch avondje naar de bioscoop met een aankomenden werkman of kantoorbediende, dit was haar staat van dienst onder Amors vaan.
Er was wel een jongen, Kees Mulder, die aan den overkant den schoenmaker bij het flikken hielp en die serieus werk van haar maakte, maar ze vond, dat hij zoo’n nare lucht aan z'n handen had en bovendien keek-ie zoo koeiig, dat ze hem al verscheidene keeren had afgewezen. Kees be
10