thetische afgrijselijkheden, die deze heeren hebben geschapen. Maar geen bewoner had ooit een aanvechting gekregen om de buurt aldus te bezien. Bij tijd en wijle hadden de rappe monden der buurvrouwen het over hun woninkjes, met lekker keukentje, voor- en achterkamer, alcoof en zijkamertje. Als de huisbaas zijn plichten nakwam, geregeld liet witten, stucadooren en behangen, en wanneer het pas gaf een ouderwetsche bestekamer in een modern watercloset liet omtooveren, waren zij allang tevreden. En als Jan ’s middags na vijven van zijn werk kwam, jas en vest afgooide en zich in zijn leunstoel liet vallen, vroeg-ie zich ook niet af, of het aspect van de straat, het ex- en interieur van de woningen wel aan de ,,eischen des tijds” beantwoordden.
Jarenlang had het gilde der zakenmen-schen in deze buurt zich niet noemenswaard van de overige bewoners onderscheiden. De sigarenwinkelier, de bakker, de slager, de melkboer, de handelaar in galanterieën en kramerijen, enz., enz., zij waren gesproten uit de achtbare families,
9