Maar gottegot, wat was dat een inspanning! Hij merkte het opeens, ’t Zweet stond op z'n kop. Geen reden om bang te zijn. Nooit bang zijn, voor niets, voor niemand! Nooit bang zijn ... !
Toen hij insliep meldde de dag des Heeren zich reeds aan de kim.
Toen Dries den volgenden ochtend om half elf de huiskamer binnentrad, zat Dirk, de eeuwig actieve, al op hem te wachten. Moest natuurlijk van alles weten. Gisteravond om twaalf uur had-ie nog opgebeld, maar Dries was nog niet thuis geweest.
Dries vertelde hem, dat-ie nog een uurtje in een kroeg had doorgebracht en eerst om over eenen zijn woonstee had bereikt. Dirk schudde het hoofd. Maar het ontvangen bedrag stemde hem niet ontevreden. Hij had trouwens geen oogenblik getwijfeld. Wat de Kolonia op touw zette, dat lukte. Maar er was een andere kwestie.
— Zeg Dries, zou je morgen ook nog dat plaatsje willen bezetten? Ik sta al in
9°