onderhandeling met een zetbaas, maar de zaak heeft nog niet z’n beslag gekregen.
— Heel aardig van je, antwoordde Dries, terwijl hij een ei pelde. Ik heb er natuurlijk bar weinig lust in. Want ik weet, hoe je iemand aan de lijn kan houden.
— Daar weet je niks van! zei Dirk verontwaardigd. Moet ik je soms naam en toenaam noemen van de menschen, waarmee ik in onderhandeling ben?
— Nee, maar nog één dag — ’t klinkt ongeloofelijk.
Dirk werd rondborstig.
— Nou, weet je wat? Laten we zeggen: jij neemt de zaak hoogstens tot Woensdagavond acht uur waar. En filiaalhouder of niet, jij bent d’r van af!
Er viel natuurlijk nog wat te stribbelen, maar het einde was, dat Dries accepteerde. Dirk beschouwde het als een verheugend bewijs, dat Dries meer handelbaar werd. Maar daar was geen sprake van. In werkelijkheid had Dries heel andere redenen om zich zoo gewillig te betoonen.
Vanmiddag zou hij met Louise van der
91