— Zou je ’t niet even opschrijven? vroeg Dirk, want Dries zat erbij, alsof hem een sprookje werd verteld.
— Geen letter schrijf ik op! Ik heb m’n hersens niet thuisgelaten. Alleen directeuren en loopjongens kuieren altijd met dikke notitieboeken in hun zak.
Dirk had hem er graag uitgeschopt. Maar hij drukte eenvoudig op het belletje. — Verdwijn nu maar. De menschen hoeven voor jouw geklets niet te blijven wachten.
Dries ging heen. Hij verwerkte alles wat Dirk hem had verteld. Wat er allemaal te pas kwam in het leven van zoo’n simpel kruideniertje! En nou had hij het maar voor een paar uurtjes waar te nemen. Enfin, was hij hier niet zelf een tijd op kantoor geweest? Had hij niet verscheidene keeren zaken voor de firma gedaan? Ten slotte was hij een Hartvelt, zij ’t dan een ietwat uitzonderlijke. De heele handel mocht flauwe kul zijn, of liever Schweine-rei, hij had iets van den commercieelen familiezin geërfd. En dat roerde zich nu in hem.
6 81