Met Toos sprak ze er wel eens over. Die trok zich van de heele boel weinig aan. Nu ja, een kind van amper zeventien jaar. Al kon ze lief zijn en al leefde ze wel met de zaak mee, de ernst van den toestand begreep ze niet.
Het eenige, dat ze zei, als haar moeder zich er druk over maakte, was:
— Maar mensch, ik begrijp niet, dat je je nou al druk maakt. D’r is toch nog niks aan de hand!
En daar had ze gelijk in. In het begin had juffrouw Alberts er ook zoo over gedacht. Misschien was er een soort van wisselwerking tusschen haar en haar man. Misschien hitsten ze elkaar zwijgend op. Maar zoover gingen juffrouw Alberts’ gedachten niet.
Dries wist Zaterdagmorgen niets meer van zijn avondlijke taak. Een van de meisjes, waarmee hij zich Woensdagavond zoo had geamuseerd, scheen een vast vriendinnetje van hem te zullen worden. — Vergelijk eens, dacht Dries, zoo’n avond met Nanny met een uitstapje in gezelschap van Louise. De vergelijking kon eigenlijk niet
76