maar Dirk vatte het als een lofspraak
°P’
— Ja, ja, lachte Dirk terug, maar hij houdt er een broertje op na, waar geen huis mee te houden is.
En toen weer serieus: — Nee, 't is meer dan beroerd, zooals jij je gedraagt. Geen twee uur heb je voor iemand over.
— Ach, zanik niet langer, antwoordde Dries, die plotseling een opwelling van edelmoedigheid kreeg (was ’t ook eigenlijk niet zielig, dat heele commercieele gemodder). Je kunt over mij beschikken. Met lijf en leden schenk ik me voor den Zaterdagavond aan de N.V. Kolonia weg. En voor de rest zeg ik je goeie nacht.
— Ook goeie nacht, zei Dirk.
— Ik ben stapel, dacht Dries, toen hij weer in de taxi stapte.
— We krijgen ’m wel eronder, dacht Dirk, terwijl hij naar zijn slaapkamer ging.
De familie Alberts keek met wantrouwige oogen naar den opgepoetsten winkel
7 4