Zoo belandde zij dus met een rudimentaire kennis van de Fransche en de En-gelsche taal op het atelier en had, geleid door haar natuurlijken levenslust, veel plei-zier in het samenflansen van de schortjes.
Zelfs haar vader, die zuinig met lachen was, werd aangestoken door de vroolijke verhalen, die Toos van haar werk ophing. Moeder was volkomen onder den ban, wanneer het kind uitpakte, wat welhaast iederen avond gebeurde. Het gerimpelde, roodneuzige vrouwengezichtje lachte gauw, tot tranen toe zelfs. Maar Toosje vroeg zich dikwijls, en een beetje geërgerd, af, of ze tusschen de tranen der vreugde, niet die der gevoelsverweekelijking zag blinken.
Alberts’ humeur was au fond slecht. Iedereen wist wel, dat hij ,,een zure" was. Maar ook hielden allen hem voor een goeien vent. Niemand zou zich er echter rekenschap van hebben kunnen geven, waaraan hij deze reputatie had verdiend, want van wat er in hem omging wist geen mensch iets af.
Toen hij nog de rol van kruideniersbe
7