ruimten op kantoor in. Hartvelt besloot met Donkers, zijn mede-directeur, den volgenden dag eens op onderzoek uit te gaan.
De kranten schreeuwden crisis en malaise. Hartvelt las de slechte tijdingen met gepaste bezorgdheid. Hij had zelf tot nu toe niet veel last ondervonden. Het mocht immers geen naam hebben, dat zijn effectenbezit onder den invloed van de crisis in waarde was verschrompeld. Zijn onderneming leverde grootere winsten op dan ooit te voren.
Den volgenden ochtend om tien uur kwam de chauffeur met den groot en wagen hem en Donkers van kantoor afhalen. Zij koersten door de stad, terwijl Hartvelt, met het adressenlijstje in de hand, den chauffeur zijn bevelen gaf. Tegen twaalf uur in den middag kwamen zij in de Vloedstraat aan. Alberts stond juist een klant aan een maatje slaolie te helpen, toen de hooge heeren het huis, waarin eenmaal bakker Jansen had gewoond, beschouwden.
— Dat lijkt me beter, dan dat daar op 't Ossenplein, meende Donkers.
4 7