— Ja, de stand is hier niet kwaad, bevestigde Hartvelt.
— Kijk, daar aan den overkant zit een kruideniertje.
— Wat mij betreft mag-ie d’r blijven zitten, zei Hartvelt edelmoedig. Als -ie ’t tegen ons kan uithouden, liet hij er op volgen.
Zij lachten om de goeie mop. Medelijden kon je in zaken nu eenmaal niet hebben. Ieder moest in de eerste plaats voor zichzelf zorgen. Overigens waren de directeuren door hun donaties aan vele ver-eenigingen van weldadigheid zeer in aan-zien.
Toos kwam even over twaalven thuis.
— Hebt u daar die auto aan den overkant zien staan, vader? vroeg zij.
— Nee, waarom?
— D’r zaten een paar snoeshanen in, die zeker op ’t huis van Jansen afkwamen.
— Laat ze maar komen. Ik kan ze toch niet tegenhouden.
— O God, ik ben zoo bang, klaagde juffrouw Alberts.
— Zal je niet veel helpen, merkte haar zwartgallige echtgenoot op.
48