Bakker Jansen, die sinds menschenheu-genis precies tegenover Alberts’ huis zijn zaak had gedreven, had zijn winkel gesloten. Er waren menschen, die beweerden dat de oude bakker stil ging leven. Anderen weer zeiden, dat hij op de beurs geld had verloren en zoo arm was als een kerkrat. Al deze opinies kwamen Alberts ter oore, maar zij interesseerden hem minder, dan het naakte feit, dat Jansens winkel werd opgedoekt.
Op een goeden ochtend had een verhuiswagen de bezittingen van den bakker weggehaald. Een paar uur later reeds verscheen een schilder, die de ruiten van étalage en winkeldeur met krijt blindeerde, waarbij hij ervoor zorg droeg, dat groote ruimten op het winkelraam openbleven, die toen het zaakje gereed was, de volgende woorden vormden:
Winkelhuis te huur. Te bevragen bij de Bouw Mij. Atlanta, Kattengracht 4.
Een van Hartvelts inspecteurs neusde in deze dagen de buurt af, om een winkelhuis op den kop te tikken. Des middags leverde hij een lijstje van leegstaande zaken
46