ken te bepalen. Maar het was aardig om jezelf in zoo’n situatie in te denken van door de straten te zwalken, en er zijn geen meisjes en er zijn geen complicaties — maar er is een gezin en je bent er zelf, en altijd en overal dreigt de honger, is de honger.
De straten van de stad zijn gevuld met dergelijke individuen. Ze loopen langs de cafés, terwijl je achter je bittertje zit. De meest hulpeloozen bieden een doosje lucifers aan, of houden zoo maar hun hand op.
Je zit met Louise Van der Kooy en spreekt af, morgen met haar te gaan tennissen. Terwijl er iets aardigs aan ’t groeien is, neem je een dubbeltje uit je vestjeszak en geeft ’t aan een armen drommel, die langs het café-tafeltje schuift. Typisch hoe die dingen in elkaar zitten.
Het persoonlijke leven van Dries Hartvelt interesseerde niemand dan hemzelf. De enkele bloedverwanten, die belang in hem stelden, hadden daarmee hun bedoe
122