en beleediging verdragen; daarvoor kon Louise lijden, wat haar in andere omstandigheden als een ondragelijke gruwel zou zijn voorgekomen.
Maar het burgerlijke leven heeft rechten, de voornaamste. Het slokte Louise op, toen zij de ouderlijke woning binnenschreed. Papa en mama stoven op haar toe en de in deze gevallen gebruikelijke scène speelde zich af. De ouders vroegen niet waar zij was geweest (Louise had het nauwelijks kunnen zeggen) en de dochter was dra onder den indruk van hun bewijzen van genegenheid.
Mevrouw Van der Kooy was de gelukkigste der drie. Even fel als haar afkeer jegens Dries was opgekomen, even schielijk was zij weer verzoend met het denkbeeld, hem als schoonzoon te accepteeren. De ontlading had haar goed gedaan. Nu kon zij weer vredig zijn als een binnenwater — zonder echter een garantie van permanente windstilte te kunnen verstrekken.
Het leven was dien avond den Van der Kooys goed gezind. Zij zaten gedrieën bij
in