dat haar stem gejaagd klonk en kreeg dadelijk het idee, dat er iets onaangenaams was gebeurd.
— Ik heb vanavond met een vriend afgesproken, loog hij. Maar zeg maar hoe laat en waar we elkaar zullen ontmoeten.
— Als 't kan, over tien minuten in ’t Cypressenplantsoen, antwoordde Louise.
— Allright. Tot straks dan.
Louise zwierf wat rond door de buurt, terwijl Dries zich afvroeg, wat er nu in vredesnaam weer aan de hand was. Hij voelde, dat hij zich in een heel vervelende geschiedenis had verwikkeld. Maar nu hij eenmaal a had gezegd, moest hij ook b zeggen, of liever de zaak zoo gauw mogelijk tot een einde brengen. Van een goed einde kon hij moeilijk spreken.
Louise stond zenuwachtig in het plantsoen rond te draaien. Wat haar ouders betrof, die waren haar vreemd geworden. Zij constateerde het met afschuw van zichzelf. Maar welke winst stond tegenover dit verlies?
Het gesprek gaf haar weinig reden tot opgewektheid.
10 6