Voor de Thuisreis
Er zullen voortaan bergen zijn, gevaarten aan de einder van mijn denken. Wanneer de wind opsteekt, loopt straks het stijgend leger van de bomen mee die hier het noorden tegenhouden. Ook de nacht ontwaakt met bergen aan zijn borst en als ik lig zal ik hun bulten strelen.
Een steentijd zal in mijn gebeente staan. Rivieren gaan mij ondergronds te buiten en worden wit. Uit kloven in het donker roepen mij stemmen aan en slapen met mij in.