Na alles wat van akker, koe en kip bijeengebracht was op het tafellaken te hebben overzien, posteerden wij ons in de aanvalshouding en ontketenden ons eerste culinaire offensief.
Een eenzaam hoofd aan het einde der tafel trok reeds een sigaret in brand en keek peinzende het doorschenen rookspoor na. Daarna, terwijl wij met een losse streek van ons servet het maal bezegelden, doemde een boezem op waarboven zich de glimlach van een late damesbloei geopend hield. Ik wierp een schichtig oog op al het prijsgegeven vlees en wendde mij dan het kielzog toe van vrouw en kroost. Door alle deuren druppelde nu volk ter tafel. Wij, met verse spijsbrij in de maag, groetten de hongerigen en verdwenen stapvoets in de nog onbetreden dag.
34