Later, lopend in familiebanden,
hervatte ik het rijpen van mijn kroost
met zakelijke vingerwijzingen
naar verten en naburigheden
waarvan mij naam noch windstreek eigen was,
witte plekken op de landkaart van mijn kennis
die ik tot lering aanstreek met geluid.
Vier in wijsheid toegenomen zielen keerden tevreden de schemer hun rug toe en wandelden langzaam de slaap tegemoet.
31