Rondom de vleespotten geschaard, met kauwbewegingen als lingua franca, vervielen wij tot onbeklemde broederschap.
Al wat de aardkorst uit wil zweten aan vet- en zoetheid werd hier opgedragen en zonder aarzelen omlaaggestuwd tot onder de bewustzijnsdrempel.
Armen beschreven roeigebaren in de van twee zijden binnenstromende Hchtrivieren. Argeloze wangpanden zwollen en slonken, in iedere porie een blinkende naaldpunt van zon.
Hier en daar dreven donkere hommels
tussen de hoofden, woorden die de voedselgaring
het metafysische accent verleenden
dat borg staat voor des mensen bovenbouw.
29