De kinderen achter onze blinde rug bouwden inmiddels luidkeels aan een wereldrijk van reuzen en dwergen; de achterbank wemelde van hun getal. Bossen en bergen verhieven hun kruinen; rivieren spoten uit het bovenland en renden dwars door de verwondering der halfgoden omlaag naar zeeën vol hoogopspattend licht - totdat een hand, een voet, in geestdrift afgedwaald, het visioen aan scherven sloeg, de vreugde schreilings onderging en slechts door tovermacht van snoeperij haar graf ontstijgen kon.
9