Verlossing
Straatstilte, steen na steen en huis na huis.
Gewoon maar met mijn voorhoofd aan het raam.
Zeewind uit wandelen. Zandgeruis
geeft de verlatenheid een naam
die niet te vatten is. Ik druk nog meer
leven tegen de ruit. De hemel bloeit.
Vogels ontwaken. Op en neer
beweegt het licht dat aan hun vleugels groeit.
Nu wordt het beter, nu kan ik ook de tijd aan en de zon, nu stroom ik uit, een losgedrevene, een sliertje rook boven de dode wikkel van mijn huid.
9